Geslacht, leeftijd en etniciteit hangen samen met veel buitenspelen. Jongens, jonge kinderen (4-6 jaar) en kinderen zonder migratieachtergrond spelen vaker veel buiten dan meisjes, oudere kinderen (10-11 jaar) en kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut op basis van GGD Kindmonitoren onder ouders van 4-11-jarigen. De resultaten staan in de rapportage: ‘Inzicht in buitenspelen. De samenhang tussen kind- en omgevingskenmerken en buitenspeelgedrag’.

Onder veel buitenspelen wordt zes of zeven dagen in de week minimaal een uur buitenspelen verstaan. Tussen 4-6-jarigen en 7-9-jarigen en tussen kinderen met een westerse migratieachtergrond en kinderen zonder migratieachtergrond vond het Mulier Instituut geen verschillen in buitenspeelgedrag.

‘Beweegkloof’ tussen groepen kinderen

Kinderen die veel buitenspelen bewegen vaak ook meer op andere gebieden, zoals bij een sportvereniging en lopen/fietsen van en naar school. Dit impliceert een ‘beweegkloof’, die vaker wordt geconstateerd in onderzoek.

Belang van uitnodigende omgeving bevestigd

Sommige omgevingskenmerken hangen samen met buitenspeelgedrag van kinderen. Zoals de speelmogelijkheden in de buurt, de mate van stedelijkheid en de hoeveelheid verkeer in de buurt. Het belang van voldoende en goed onderhouden speelplekken komt naar voren. Net als het belang van informele speelruimte zoals de aanwezigheid van stoepen of een parkje om te spelen.

Analyses op gegevens van 7 GGD Kindmonitoren

Voor dit onderzoek heeft het Mulier Instituut gegevens gebruikt die 7 GGD’en, waaronder GGD Zaanstreek-Waterland verzamelden in hun laatste GGD Kindmonitor. De Kindmonitor is een vragenlijst onder ouders van kinderen tussen 0 en 12 jaar over de gezondheid, manier van leven en leefsituatie van hun kind. De grootte van de datasets varieerde van 5.000 tot 12.500 respondenten.